Het einde van de wereld
Finisterre en Muxia
Samen een stuk camino lopen met pap en mam. Als dit de reden was waarom mam niet mee mocht lopen op de Camino del Norte, dan is het een mooie troostprijs. Nu mochten beide ouders een stukje camino-magie ervaren. Pap was er in het begin nog niet van overtuigd dat hij er plezier in zou hebben, maar dit veranderde gelukkig gaande weg. Hoe dan ook vertrokken we vanuit het plein voor de kathedraal in Santiago de Compostela richting Finisterre.
Finisterre, of zoals ze het in Galicia noemen Fisterra, werd door de Romeinen vroeger het einde van de wereld genoemd. Ze dachten toen dat dit het meest westelijke puntje van Europa was en dat er na de Atlantische Oceaan niks meer was. Tegenwoordig weten we dat we in Amerika uitkomen en dat het meest westelijke puntje van Europa in Portugal ligt. De naam Finisterre is afgeleid van het Latijnse Finis Terrae. Einde van de aarde, oftewel daar waar de wereld ophoudt.
De tocht van Santiago naar Finisterra is 89 km lang en sinds de middeleeuwen wordt deze tocht al afgelegd door pelgrims. Finisterra ligt aan de Costa da Morte, de kust des doods. Het pre-romeinse geloof is dat vanaf hier de zielen opstijgen naar de hemel.
De legende gaat dat aan deze kust de boot met het lichaam van Sint Jacobus is aangekomen. Op het moment dat zijn lichaam aan kwam zou het strand vol gelegen hebben met de schelpen die wij Sint Jacobsschelpen noemen. Deze schelp is het ware symbool geworden voor de pelgrims op de camino.
Hierdoor wordt Finisterre ook wel het “echte” einde van de camino genoemd. Iedereen loopt de camino op zijn eigen manier en heeft daar zijn eigen beweegredenen voor. Voor mij was al voordat ik begon aan deze tocht duidelijk dat ik naar Finisterre zou lopen. Een einde bij de zee past toch zoveel beter bij mij dan midden in een stad met heel veel mensen. En, als ik dan toch al dik 3000 km gelopen heb, kan een 100 km er ook nog wel bij!
Na een aantal meters kwamen we de eerste gele pijlen al tegen die ons de richting aan gaven. Voor mij voelde het al snel weer oud en vertrouwd en voor pap en mam was het een leuk begin. We hadden een mooi uitzicht terugkijkend over de stad en de torens van de kathedraal en genoten onderweg op een groot grasveld van een picknick. De eerste dag, voor mij was dit dag 162, liepen we een mooie 10 km tot in Lombao. Hier verbleven we in de luxe en erg mooie Albergue A Casa du Boi. Pap en mam in een privékamer en ik in een gedeelde kamer waarvan van de 8 bedden er maar 3 bezet waren. Een heerlijk dikke matras, een stopcontact en een lampje bij het bed ,een gordijntje voor het bed en zelfs een eigen handdoek. Dat was het beste nieuws van de dag, die handdoek die heb ik toch wel het meeste gemist onderweg. Zo eentje waar je een beetje mee kan schrobben en waar je jezelf helemaal in kunt wikkelen, heerlijk. Die avond genoten we buiten op het terras in het gras van een 3 gangen pelgrims menu voor 11 euro inclusief een wijntje en thee na.
Na een goede nachtrust begonnen we de volgende ochtend met wat miezer en bewolking, het klassieke weer voor Galicia, maar wij hadden er zin in. Deze dag, dag 163, liepen we een totaal van 21,1km. De langste etappe die ik samen met pap en mam gelopen heb en wellicht ook de meest pittige. Er zaten wat steile klimmetjes en afdalingen in en we klommen naar een hoogte van 450 meter. Trots en voldaan kwamen we aan in het plaatsje A Pena waar we, wel verdient van een wijntje op het terras genoten.
In totaal liepen we in 6 dagen naar Finisterra. De gemiddelde afstand per dag zat rond de 15 km en dit was voor zowel pap als mam goed te doen. Ik wil natuurlijk niet op mijn geweten hebben dat ze zich hier blessures of blaren komen lopen. Ook wilde ik ze graag de plezierige kant van een camino laten zien en niet alleen maar laten zwoegen. Dat hebben we op die tweede dag gedaan, dus ook dat hebben ze ervaren, maar een keer was wel voldoende. Voor mijzelf was het even wennen om kortere afstanden te lopen, maar het begon al snel te voelen als een prettige manier om ‘uit te lopen’. Na het lopen van 3000km denk ik niet dat het goed is voor een lichaam om er zo ineens mee te stoppen. Ik denk dat ik dan last zou krijgen van een rusteloze benen syndroom. (niet zeker wetende dat ik dit niet alsnog krijg). Op deze manier voelde het alsof ik rustig kon afbouwen.
Het was gezellig lopen samen, we spraken over van alles en nog wat en genoten vooral heel erg van de mooie omgeving waar we doorheen mochten lopen. Van de verrukkelijk geurende eucalyptus bomen en zo hier en daar van de naaldbomen. Van de vergezichten over de bergen, de weilanden en akkervelden, en de kleine Spaanse gehuchtjes waar we doorheen geleid werden. En natuurlijk was het vooral voor mij heel erg fijn om na 5 dagen lopen vanaf Santiago, maar toch al een tijdje langer vanaf de noordkust, de zee weer te zien.
Het samen lopen was ook iets waar ik weer even aan moest wennen. Ik had dan wel stukjes met andere pelgrims overgelopen, maar dit was toch weer anders. Het behouden van mijn eigen pas was een uitdaging, ik merkte dat ik vaak overliep met de pas van pap en/of mam, maar die is eigenlijk net iets te groot voor me. Iets met lange benen mensen. Doordat we met drie personen een bed moesten hebben in de avonden was er ook iets meer planning en overleg geboden dan wat ik alleen met mijn tentje deed. De pelgrims waar ik stukjes mee overgelopen heb verkozen vaak het keukentje in de albergue over een restaurant. Nu liep ik met kersverse vakantie-pelgrims en werden er met regelmaat terrasjes bezocht. Thee, cappucino, wijntje, het maakt niet uit, er is altijd een reden om op het terras te gaan zitten. Even wennen, al was dit snel gedaan hoor.
Op dag 166 werd ik helaas ziek wakker. Keelpijn, gammel en last van de spieren. Heh bah, waarom moet dat nu? Zou het komen doordat ik alweer heel wat nachten doorgebracht heb met andere mensen op een kamer in plaats van in de buitenlucht in mijn tentje? Hoe dan ook, het was vervelend en ik baalde ervan.
We wilde die dag eigenlijk lopen tot een donativo albergue, maar toen we na 15 km in het stadje Cee uitkwamen aan de zee, had ik weinig energie meer over om nog 3 km te lopen. Wellicht voelde het ook gewoon prettiger om dichter bij de zee te blijven. Op goed geluk liepen we een albergue binnen en hadden ze een kamer voor ons met twee stapelbedden waarvan het vierde bed leeg bleef. Een privékamer dus, met uitzicht op zee en zelfs een klein balkonnetje, voor 15 euro per persoon. Zelfs in een zieke en zwakke staat was ik hier erg blij mee. Ik had rust nodig en deed een dutje terwijl pap en mam op verzoek vitamine in de vorm van veel fruit en groente voor me kochten bij de supermarkt. Ik besloot de avond in de albergue te blijven terwijl pap en mam gezellig met z’n tweetjes gingen uit eten. Ik at vers fruit en kookte rijst met courgette,wortel en verse gember. Vitamine, daar vroeg mijn lichaam naar. Op het balkon at ik mijn maaltijd uitkijkend over het water. Terwijl de zon zakte en het donker werd, kwamen er steeds meer sterren tevoorschijn. Die nacht is mijn lichaam goed hersteld en voelde ik me weer een heel stuk meer mens de volgende ochtend. Op naar Finisterre.
Het was 15 km lopen tot in Finisterre, hier hadden we een appartement gehuurd voor twee dagen. We checkten in voordat we de extra 3,5 kilometer liepen naar de vuurtoren en het ‘einde van de wereld’. Ik had ervoor kunnen kiezen om mijn rugzak in het appartement te laten, maar deze hoorde bij mijn reis en dus moest deze ook mee naar het eindpunt. Deze 3,5 km liep ik alleen en ik ben blij dat ik hier de ruimte voor had. Dit was het laatste stuk. Ik liep naar het einde van de wereld. Waar het land stopt en de zee gaat tot zover het oog reikt. De weg erheen liep geheel langs de kust, links de kust, rechts een weg waarover auto’s naar hetzelfde punt gingen als ik. Een grote parkeerplaats met auto’s en bussen, souvenir winkeltjes, een barretje en toen de 0 km paal. Pfff. Het zien van deze 0 km kwam wel even binnen. De rij mensen die bij de paal stonden om op hun beurt hiervan een foto te maken was minder plezant. Ik besloot om door te lopen. Huh, na de 0km, hoor ik je denken. Ja, een klein stukje maar hoor. Vlak na het 0km punt staat de vuurtoren van Finisterre. Een bijzonder gebouw dat dateert uit het jaar 1853. De vuurtoren is 13 meter hoog, hij is gebouwd op een granietheuvel en de lichtkoepel steekt 183 meter boven zeeniveau uit waarvan het licht een reikwijdte heeft van meer dan 30 zeemijlen, zo'n 55 kilometer.
Achter de vuurtoren hield het door de mens gemaakte pad op en bestond het laatste stukje land uit granieten rotsblokken. Dit was het uiterlijke puntje van dat staartje wat ik nog ging lopen. Ik was de 0 km paal dan al wel gepasseerd, maar hier was het einde. Hier hield het land op. Het kan niet anders dan hier stoppen. Op een van de rosten ging ik me zitten en liet ik het allemaal over me heen komen. Dit was het dan. Nu is het echt klaar. Ik voelde een enorm sterke verbinding met de machtige zee die voor me uitstrekte maar toch ook warmte van de aarde onder me. De emotie die ik in Santiago niet had, kwam hier. Zittend op de rots uitkijkend over de grote Atlantische oceaan rolde er tranen over mijn wangen. De emotie achter deze tranen kwam vooral uit droevigheid. Droevig dat het nu echt het einde is. Het is afgelopen. (pun intended).
Het is bijna tijd om weer terug te gaan, terug naar het ‘normale leven’, de drukte, de hectiek, de tijdstress, de winter, het binnendeurs leven, het digitale leven, de regels, de media, het slechte nieuws, de ego’s die het gevoel overheersen, het niet meer gewoon een vreemde kunnen begroeten zonder vreemd aangekeken te worden. Nou ja, lekker negatief zeg. Zo bedoel ik het natuurlijk niet, maar in alle eerlijkheid kijk ik er wel een beetje tegenop. Ik ga dan ook m'n best doen om Camino magie mee in het Nederlandse leven te nemen en de innerlijke verbinding met mezelf en moeder aarde te behouden. Nu is ‘m'n best doen’ waarschijnlijk niet de juiste verwoording voor deze spirituele zin, dus laten we het maar op ‘vertrouwen’ houden. Vertrouwen dat de Camino magie bij me blijft terwijl ik weer acclimatiseer in ons kikkerlandje. Ik heb een ontelbaar aantal foto's om te bekijken en een hele reeks aan dagboek aantekeningen om te lezen, dus een deel van de winter kom ik vast wel door. En wie weet, rolt er uiteindelijk nog een boek uit.
Na een tijdje voegden pap en mam zich bij me en brachten ze me een plastic bekertje met wijn. Dit maakte het moment helemaal compleet. Verdrietig dat de Camino aan het einde is, maar oh zo dankbaar voor de mogelijkheid en ruimte op dit moment in mijn leven om deze reis te kunnen maken en om hier samen op te kunnen proosten met mijn ouders aan het einde van de wereld.
Daar op dat moment besloot ik dat ik helemaal nergens anders hoefde te zijn dan precies daar, op de rotsen uitkijkend over de Atlantische oceaan, en dat ik daar zou blijven om van de zonsondergang te genieten. Daar waar mijn Camino ten einde kwam, zou ik blijven om de zon in de zee te zien zakken.
Dit klinkt misschien romantisch, wat het ook wel een beetje was, maar de werkelijkheid was ook dat het hard waaide, het steeds frisser werd en ons avondeten bestond uit de nootjes die ik nog in mijn rugzak had zitten. Blij met de rugzak want hier zaten wat extra kleren in zodat we ons toch een beetje warm konden houden. De lucht gaf een prachtige show door de steeds veranderende wolken en kleuren van het zonlicht. Helaas hong er lage bewolking waardoor we de zon niet echt de zee in zagen gaan.
Finisterre. Een zeer bijzondere plek.
We verbleven er 3 nachten. De derde boekten we bij omdat mam zich nu helaas niet goed voelde. Kampte met dezelfde klachten die ik een paar dagen geleden had. Tijdens deze dagen verkende we het dorpje, rusten we uit en gingen we naar de pelgrimsmis. Alweer naar de mis? Ja, nog een laatste zegening, voor de terugweg wellicht, ik weet het niet, maar het voelde gewoon zo. Tijdens de twee dagen in Finisterre viel er ook behoorlijk wat regen. Prima planning want de dagen erna werden we weer verwarmd met zonneschijn.
De epiloog van dit verhaal brengt ons naar Muxia. Een klein vissersdorpje, zo'n 30 km ten noorden van Finisterre. Waarom dit er eigenlijk bij hoort weet ik niet precies, maar we doen het gewoon. Gelukkig was mams ook weer aan de betere hand. We maakten halverwege de route een pitstop en verbleven de nacht in de Albergue in Lires. Het restaurantje dat er vlak voor lag, direct aan de kust was een stukje paradijs op aarde. Wit zandstrand, prachtig blauw water, groene bergen met hier en daar een gekleurd huisje ertussen. Het leek wel een plekje om te blijven. Bij de albergue mocht ik mijn tentje in de tuin opzetten. Yay, wat fijn. De eerste plek sinds ik met pap en mam onderweg ben waar dat mocht. De albergues op dit stuk camino lijken toch wat meer op een ander soort pelgrim gericht te zijn. Het combineren van wildkamperen terwijl pap en mam in een albergue overnachten was iets minder makkelijk dan ik vooraf dacht. Deze nacht was het nieuwe maan en genoot ik van een prachtige sterrenhemel, ik kon zelfs de melkweg zien.
Van beide plaatsen is het me gelukt om geen beeldmateriaal voor mijn aankomst te zien, dit wilde ik graag zodat het zien van het eindpunt een nieuwe en helemaal mijn eigen beleving zou zijn. Van de kathedraal in Santiago had ik tijdens de reis al veel verschillende foto’s ontvangen waarop de pelgrims stonden die voor mij aangekomen waren. Het aankomen en zien van Finisterre als ook Muxia was een plezier voor het oog. Muxia ligt direct aan het water en is een heel stuk kleiner nog dan Finisterre. Vanaf het centrale punt in het dorpje loop je in 10 minuutjes naar de vuurtoren. Aan deze ruwe kust is ook de kerk gebouwd en staat het monument ter gedenking aan de Prestige, het schip dat in 2002 voor de kust zonk en een reusachtige olieramp veroorzaakte. De grote golven slaan tegen de rotsen kapot en met grote fonteinen de lucht in gaan, indrukwekkend om te zien. Vanaf dit punt is een mooie zonsondergang te zien, al is het met regelmaat te bewolkt aan deze kust om de zon in de zee te zien zakken. Wel geeft het vaak een mooi kleuren pallet in de lucht.
Na twee nachtjes in een appartement goed te hebben uitgerust, lekker gegeten en gedronken te hebben in de lokale restaurants en alles gezien te hebben in Muxia was het tijd voor pap en mam om op de bus te stappen. Het waren twee mooie weken waarin ik het erg fijn vond dat ze een stukje van mijn camino hebben kunnen zien. Ah, eigenlijk gewoon zelf een camino hebben kunnen lopen! Het was geweldig mooi dat ze zelf tot de realisatie kwamen hoe plezierig lopen van A naar B eigenlijk is. Ik hoop dat ze samen in de toekomst vaker meerdaagse wandeltochten gaan doen. We hebben al heel wat emotionele en verdrietige afscheiden gehad in het verleden, maar dit was er gelukkig niet zo een. Ik ben immers over een klein poosje ook weer thuis. De bus bracht pap en mam terug naar Santiago de Compostela, van waaruit ze het vliegtuig terug naar huis namen.
Dat vliegen geen optie is, werd me al heel vroeg in de camino duidelijk. Stel je eens voor zeg, sta ik na een paar uurtjes weer op Nederlandse bodem waar ik vijf maanden over gelopen heb. Dat kan mijn ziel helemaal niet bijbenen. Om de Camino spirit niet direct uit mijn zijn te pushen, kies ik ervoor om op een rustige manier naar huis te komen door middel van treinen en bussen. Ik ga proberen in grove lijnen de route terug te volgen zoals ik gelopen ben. Er zijn onderweg een aantal plekken waar ik graag nog een stop maak op mijn terugreis en hier en daar wat pelgrims die ik misschien nog kan treffen voor een thee of een wijntje.
Voordat ik hieraan begin, besloot ik nog een tijdje in Muxia te blijven. Een albergue direct aan de kust, kleinschalig met maar 8 bedden, een mooie keuken met een koelkast om eten in te bewaren, en een prachtig uitzicht vanaf de woonkamer en het balkon. De juiste plek voor mij om even de tijd te nemen en om te schrijven. Aankomende dinsdag, 26 september, neem ik de bus terug naar Santiago de Compostela, daar verblijf ik een nachtje en dan, ja dan echt, begint de reis terug naar huis. Hoelang deze precies gaat duren heb ik nog geen idee van, maar voordat de laatste blaadjes van de bomen gevallen zijn ben ik zeker thuis ;)
En nu, wat doe je dan na zo'n bijzondere reis. Terug naar zoals het was, zal niet gaan. Ik voel me anders, meer een met mezelf, sterker en helderder. Heb ik het antwoord waar ik naar op zoek was? Al weet ik niet precies wat de vraag eigenlijk was. In ieder geval is het nooit zwart/wit, maar zit het leven vol met kleur. Ik heb vooral bevestigingen op dingen die ik eigenlijk diep van binnen al wist.
Datgene wat me in ieder geval nogmaals zeer duidelijk is geworden, is dat ik niet hier ben om op de bank te zitten wachten totdat het over is, er gaan te veel mensen te vroeg heen, dus wachten op later is niet de juiste manier. Leven in het nu, dat is belangrijk. Voor ons allemaal, pelgrim of niet. Het is me ook zeer duidelijk dat de bijnaam Nomada eigenlijk heel erg goed bij me past en dat water in mijn leven thuis hoort. Ik ben meer compleet als de zee dichtbij me is. Vuurtorenwachter lijkt me wel wat, of wellicht de Atlantische Oceaan oversteken met een zeilboot. Nieuwe ideeën en dromen zijn er genoeg. Het creëren van een plekje dat ik mijn eigen thuis kan noemen is wellicht het eerstvolgende project. Het feit dat ik niet tegen een camino-liefde ben aangelopen tijdens deze vijf maanden vertelt me dat het oké is om alleen te zijn en dit zeker niet betekent dat ik me eenzaam hoef te voelen. Op de meest mooie en rijke momenten op deze camino was ik alleen en zielsgelukkig. Al zou ik een hond als maatje wel erg leuk vinden.
Er zijn te veel leuke dingen in het leven om steeds maar hetzelfde te doen, dus we zullen zien hoe het volgende hoofdstuk gaat lopen. Ik heb er vertrouwen in dat het juiste op mijn pad komt.
Zoals ik in de allereerste blog al schreef; "what's the point of being alive if you don't at least try to do something remarkable".
Lange afstandswandelingen zijn er in overvloed, in Europa, maar ook de rest van de wereld, dat heb ik onderweg wel geleerd, en uitgewandeld ben ik zeer zeker niet. Of ik ooit nog een Camino ga wandelen? Wie zal het zeggen. Voor nu denk ik dat de Camino me gebracht heeft wat het mij te bieden had en voelt het niet nodig om er nog een te lopen.
De grootste uitdaging van deze pelgrimage komt nog. Het terug thuis in de maatschappij acclimatiseren. De kunst is het behouden van dat wat de camino mij gegeven heeft. Dicht bij mezelf te blijven, proberen een stukje van die vertraging te behouden, en de verbinding met de natuur en de elementen vast te houden. Dat is de echte camino. Camino de la Vida!